ziekenhuisVier sneetjes van mijn operatie, vier gaatjes waar drains in hebben gezeten, vier infuusprikken verdeeld over mijn armen, drie keer prikken in mijn rug voor de longpunctie en ontelbare keren bloedprikken. Vijf weken in het ziekenhuis en mijn lichaam is een prikbord geworden.

‘Dus ik behoor tot die ene procent waar ze altijd voor waarschuwen; elke operatie is een risico?’ vroeg ik de dokter. ‘Zeg maar gerust promille,’ was haar droge antwoord. Mijn ‘standaard’ buikoperatie op 9 januari was helaas zo’n buitenbeentje. Ik zou na een à twee weekjes weer met eierstokken zonder cystes de wereld aankunnen. Dat ging ietsje anders: binnen vier dagen stond ik kortademig en koortsig weer op de stoep van het ziekenhuis om daar vijf weken later pas weer uit te komen. Troep van de operatie werd ontsteking en dat werden weer abcessen die rond gingen zwerven in mijn buik. Zo kwam het dat ik met drains in mijn buik rondliep, oftewel slangetjes met een zakje eraan die ik als een nieuw model handtas overal met me mee naartoe sleepte.

Ineens had ik een leven waarin een infuuspaal en een spuugbakje mijn beste vrienden waren. Waar de twee meter naar de wc een ware wereldreis waren en eten een enorme uitdaging. Zat ik me daar als een ware anorexia patiënt weer eens door een kiwi heen te worstelen. Ik werd in mijn bed door de gangen gesjeesd van CT-scan naar echokamer en mocht een ritje maken in de ambulance van OLVG naar AMC, wat overigens best cool was (en waar ik mijn eigen risico van 300 euro in een keer mee doorheen jaagde). De nachten waren uiteraard het ergst; lag ik daar alleen in mijn ziekenhuisbedje, kon ik weer op het belletje drukken omdat ik voor de zoveelste keer had overgegeven.

God, ik kon de verpleegster wel zoenen die na dagen met een washandje rond al mijn slangen heen gewassen te hebben, voorstelde om me eens onder de douche te zetten. Zij moest praktisch alles doen maar heerlijk was het. Mijn gène was ik dagen daarvoor al kwijt geraakt, geholpen door de verpleger die op de eerste dag de deur van mijn wc opentrok om zich even voor te komen stellen.

Ziekenhuisportret

Mijn familie had ik ondertussen tot wanhoop gedreven omdat mijn geheugen werkte als een verstopte zeef. Ik gaf informatie van dokters niet of onherkenbaar vervormd door, waardoor het niemand duidelijk was wat ik nou precies had. Op zich was dat nog wel naar waarheid want de eerste week zijn er behoorlijk wat diagnoses doorheen gejaagd. Bijzonder blij was ik als Huug weer een bliksembezoek bracht, onze vriend van de familie en gepensioneerd arts, die mij nu tot zijn enige patiënt had bestempeld en wijs kon uit alle medische kennis die over ons uitgestrooid werd.

Ondertussen schijn ik er grijs uit te hebben gezien en volgens de overlevering stonk ik erg naar ziekte, hoe dat dan ook moge ruiken. Gelukkig heb ik daar weinig van mee gekregen, dat is het voordeel van druk bezig zijn met op apegapen in je bed liggen. En lief genoeg hield dat mijn cirkel van vrienden en familie – gemanaged door mijn superwomen-zussen – geenszins tegen. Dagelijks stond er wel iemand aan mijn bed, ook al lag ik te slapen, en ook al was een gesprek tamelijk eenzijdig te noemen. Dan werd er gewoon de Grazia voorgelezen. Ik had immers een tijdschriftenberg waar je u tegen zegt, maar verder dan de Donald Duck kwam ik meestal niet. Naar het prikbord waar geen foto of kaart meer bij kon, keek ik elke dag met nogal veel plezier en de bloemenstal in mijn ziekenhuiskamer was bijna gênant. Want ja, het cliché is waar: in warrige tijden prijs je je intens gelukkig met lieve mensen om je heen die maar te pas en te onpas komen opdraven. En ook al zou ik het echt niemand aanraden, toch is deze periode bijzonder en best wel helend geweest.

Mijn prikbord was overvol

Mijn ziekenhuisprikbord raakte overvol

Inmiddels zijn we weken bivakkeren bij mijn ouders in Arnhem, maanden re-integratie in Amsterdam en een longontsteking verder. Ik ben nog steeds aan het opkrabbelen van de klap die mijn lichaam gehad heeft. Want weken aan de antibiotica en alsmaar in bed liggen, blijken niet zo bevorderlijk te zijn voor je spierontwikkeling en conditie. Maar groot voordeel; ik heb alle eerste keren weer opnieuw gevierd. Eerste keer een glas wijn (half opgedronken), eerste keer weer op de fiets (wat is Amsterdam eigenlijk druk), eerste keer aangeschoten (na twee biertjes), eerste keer weer op kantoor (ik hield het twee uur vol) en eerste keer weer een jurkje aan na al die maanden van pyjama’s en trainingsbroeken! Ik was even zo vaak blij met dingen die ik wel weer kon – een blokje verder lopen dan de vorige dag, een klein stukje op de fiets, een avond lang aan tafel blijven zitten – als mega gefrustreerd over de dingen die niet lukten: op m’n wandelingetje niet verder dan de brievenbus redden, een leuke klus af moeten zeggen en mijn zus niet kunnen helpen met haar kersverse baby.

En nu? Nu ben ik er bijna (met 14 kilo minder Veerle, dat zien we dan maar als bijkomend voordeel). Ik moet nog aan het hardlopen zien te raken, mijn werk weer oppakken en een nieuwe controle in het AMC zien te overleven en dan ben ik weer zo goed als nieuw.

En al die gekke prikken, die zijn ongetwijfeld verdwenen voor het weer bikini-seizoen is.